U zult begrijpen dat…
Fotografie: Allard Bovenberg
In september 2022 presenteerde Arti et Amicitiae een tentoonstelling over haar oorlogsverleden onder de titel U zult begrijpen dat … De keuzes van Arti et Amicitiae in en na WO2. In dezelfde zalen als toen, werd de tentoonstelling In Memoriam uit 1947 vertaald naar het nu. Destijds was de tentoonstelling bedoeld als eerbetoon aan de leden en voormalige leden van de vereniging die gedurende de Tweede Wereldoorlog in Duitse en Japanse concentratiekampen waren omgekomen en vermoord. De reconstructie van deze in memoriam tentoonstelling bood ruim 75 jaar later mogelijkheden om te onderzoeken hoe de vereniging omging met in- en uitsluiting; hoe zij omging met haar bedreigde leden en de nagedachtenis aan deze leden; hoe de vereniging zichzelf zag en profileerde; en hoe daar door anderen over werd gedacht. De tentoonstelling U zult begrijpen dat … is een reconstructie, een poging om de toeschouwer fysiek deelgenoot te maken van de tentoonstelling In Memoriam. Naar een theoretisch concept van curator Marjoca de Greef is er op basis van historisch onderzoek door curatoren Lucie van Hulst en Eliza van Walraven en een tentoonstellingsontwerp van kunstenaar Marieke van Diemen gewerkt aan een reconstructie als kunstwerk, waar ruimte is voor de schilderijen, tekeningen en beelden die in 1947 tentoongesteld werden, maar ook voor de ‘lege plekken’ die de verdwenen of onvindbare werken achter hebben gelaten. Naast de reconstructie was er ruimte voor de recensies en beschouwingen over de tentoonstelling uit 1947 en uit 2022, de biografieën van de kunstenaars, het historisch archiefmateriaal over de keuzes van Arti, en er was ruimte voor reflectie en evaluatie. Hoewel we consciëntieus zijn geweest in de poging om de in 1947 getoonde werken op te sporen, is er in de reconstructie grondig ingegrepen. We toonden bijvoorbeeld in de biografieruimte ook portretten van kunstenaars die tijdens de oorlog wel waren uitgestoten uit de vereniging, maar niet waren opgenomen in de tentoonstelling in 1947.
Fotografie: Maarten Nauw
Het onderzoek en het proces van het maken van de tentoonstelling hebben veel losgemaakt. De reacties op de eerste bekendmaking en rondvraag in de vereniging gaven blijk van schaamte en verdriet, maar ook van opluchting. Ook buiten de vereniging was er grote betrokkenheid bij het tot stand brengen van de tentoonstelling. Het team van tentoonstellingsmakers trof een wijdverbreid en buitengewoon hulpvaardig netwerk aan van musea, verenigingen, stichtingen, bedrijven, en heel veel particulieren, waaronder enkele nabestaanden, die zich hebben ontfermd over de gefragmenteerde en abrupt afgebroken oeuvres van de kunstenaars. We zijn in het bijzonder dankbaar voor de bijdragen van de nabestaanden en van het Joods Museum, NIOD en Amsterdam School for Heritage, Memory and Material Culture (UvA) die ons gedurende het proces met hun expertise en advies hebben bijgestaan.
Fotografie: Maarten Nauw
Tijdens de opening van de tentoonstelling werd er gesproken over het bijzondere proces en het onderzoek door de curatoren van de tentoonstelling. Vervolgens besprak cultuurhistoricus Claartje Wesselink Arti’s gedrag in de oorlog en tijdens de naoorlogse periode. Zij betoogde dat de tentoonstelling U zult begrijpen dat … tegelijkertijd een Denkmal en Mahnmal was. De huidige voorzitter van Arti, Jeroen Werner, bood tijdens zijn toespraak namens de vereniging excuses aan voor het buitensluiten van de Joodse leden tijdens de Tweede Wereldoorlog en “voor de onvergeeflijke, koude manier waarop de leden, die destijds geen Ariërverklaring konden of wilden ondertekenen, uit de vereniging zijn gezet”. De tentoonstelling werd begeleid door een catalogus met onthullende teksten en archiefmateriaal. De pdf-versie is hier te downloaden.
Fotografie: Maarten Nauw
In de jaren na de oorlog was er weinig ruimte voor kritische zelfreflectie. Tijdens de stemhebbende ledenvergadering van 30 april 1946 werd een motie aangenomen waarin werd uitgesproken dat de leden “volkomen accoord gaan met de houding door het oude bestuur aangenomen gedurende de Bezetting.”1 Naar aanleiding van U zult begrijpen dat … is er door een aantal leden geopperd dat we dit niet zo kunnen laten. Harald Schole heeft de daad bij het woord gevoegd. Tijdens de Algemene Ledenvergadering van 12 december 2022 heeft hij een motie ingediend. De motie van Schole zegt: “Leden van Arti, bijeen op de ALV dd 12 december, 2022 nemen publiekelijk afstand van de stemming en besluitvorming van de ALV dd 30 april 1946, aangaande de ingediende motie waarin de toenmalige leden van Arti, hun opinie uitspraken en volkomen akkoord gingen met de houding door het oude bestuur aangenomen gedurende de Bezetting.” De motie is unaniem aangenomen.
Het zijn relatief kleine gebaren, de excuses uitgesproken door de huidige voorzitter, het aannemen van de motie van Schole. Het zijn gebaren waarmee de vereniging, het bestuur en de leden de wandaden van toen erkennen. Dit is geen doel op zich, maar het begin van een proces. Arti omarmt de vruchtbare tegenstellingen die bij onze identiteit als generatie- en mediumoverstijgend platform horen en wil een veilige plek zijn voor iedereen. Dit streven wordt niet ondersteund door onze handelingen in het verleden; in de Tweede Wereldoorlog werden juist de leden die bescherming nodig hadden buitengesloten en aan hun lot overgelaten. De vraag blijft, hoe gaan we nu als vereniging om met in- en uitsluiting. Hoe gastvrij, veilig en toegankelijk is Arti nu. Het zal zich in praktijk moeten tonen.
Fotografie: Maarten Nauw
We hebben met U zult begrijpen dat … meer openheid gegeven over ons oorlogsverleden en met een uitgebreid publieksprogramma hebben we context geboden aan, en inzicht gegeven in, de oorlogsjaren, de levens van de kunstenaars en de betekenis van de gebeurtenissen uit het verleden voor het heden. We wilden deze gelegenheid niet alleen aangrijpen om het verleden te herdenken, maar ook om de herinnering aan deze geschiedenis levend te houden en te gebruiken om onze houding van vandaag vorm te geven. Het programma bestond onder andere uit een interview door Arnon Grunberg met Bart van der Boom over diens boek De politiek van het kleinste kwaad; een lezing over en een schouw in de collectie in Allard Pierson van handafdrukken, gemaakt in en vlak voor de Tweede Wereldoorlog door de Amsterdamse handlezer Philip Leonard Meerloo; een lezing van restaurator Michel van de Laar over een zoektocht naar de maker van het in de oorlog geschilderde portret van verzetsstrijder Tineke Stroobos; en een avond getiteld: Antisemitism and Exclusion Today in samenwerking met Oy Vey en de UvA.
Op onze website is een permanente knop met informatie over ons oorlogsverleden en de autobiografieën van de kunstenaars die te zien waren op de tentoonstelling. Het oorlogsarchief van Arti was aanwezig in de tentoonstelling en met behulp van toegewijde vrijwilligers door iedere bezoeker eenvoudig te raadplegen, waardoor de historische tijdlijn (1940 – 1947) met eigen zoekacties van het publiek kon worden gestaafd.
Fotografie: Maarten Nauw
Na de tentoonstelling is ook het oorlogsgedeelte van het Arti-archief aan het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis (RKD) overgedragen. Het RKD zal het volledige archief van Arti et Amicitiae (1839-2008) digitaliseren, zodat het toegankelijk wordt voor iedereen. Zo zorgen we voor meer transparantie en stimuleren we meer onderzoek in de toekomst. Ook willen we aandacht geven aan ons verleden door middel van een permanent gedenkteken in ons gebouw. We vinden het belangrijk dat een zo groot en divers mogelijke groep stakeholders meedenkt over het gedenkteken. De banden die zijn opgebouwd met nabestaanden, musea en organisaties tijdens het onderzoek voorafgaand aan de tentoonstelling zullen hierbij, en bij onze toekomstige ontwikkeling, een belangrijke rol blijven spelen. Bijvoorbeeld, het stage traject dat tijdens de tentoonstelling is opgezet in samenwerking met Amsterdam School for Heritage, Memory and Material Culture van de UvA, zal het komend jaar een vervolg krijgen in een gezamenlijk project over Traumatic Heritage: Spaces of Memory in Italië, Nederland, Argentinië en Colombia. We denken hiermee onze eigen vragen over ons oorlogsverleden en hoe hier mee om te gaan naar een breder en internationaal platform te brengen.
Arti et Amicitiae werkt sinds een aantal jaar aan een andere positie in de stad Amsterdam; van een in zichzelf gekeerd instituut naar een open en toegankelijke vereniging. We zetten meer in op diversiteit in de werving en selectie. Het betekent dat de vereniging ook in haar organisatie en beleid diversiteit en intergenerationaliteit serieus neemt, en daarbij moeilijke beslissingen niet uit de weg gaat. De fouten die in dit proces heus zullen worden gemaakt, worden niet onder het tapijt geveegd, maar bespreekbaar gemaakt. Het principe van een vereniging draagt in- en uitsluiting in zich, en daar moet blijvend aandacht voor zijn. We roepen iedereen op, geïnteresseerden, leden, vrijwilligers en medewerkers, om deel te nemen aan dit proces van reflecteren en keuzes maken; om te blijven werken aan een toegankelijk en gastvrij Arti.
Tentoonstellingstekst U zult begrijpen dat …
Fotografie: Maarten Nauw
Op 22 september 1941 schreef de secretaris van Arti et Amicitiae een brief aan een van de Joodse leden. Met de woorden ‘U zult begrijpen dat’ werd de mededeling ingeleid dat hij niet meer welkom was op de ledenvergaderingen en ook niet meer mocht meedoen aan de tentoonstellingen. Dit kille beroep op het begrip van een Joods lid is kenmerkend voor de wijze waarop Arti et Amicitiae zich afkeerde van haar bedreigde leden. Een paar maanden later vroeg Arti et Amicitiae al haar leden een ariërverklaring te tekenen. De vereniging had zich vroegtijdig, met toestemming van de stemhebbende leden, ingeschreven bij de Kultuurkamer, want “niet toetreden zou noodlottig zijn.”2 Dat dit besluit noodlottige consequenties had voor een deel van de Artileden leek van ondergeschikt belang. Wie geen ariërverklaring kon of wilde ondertekenen, mocht geen lid meer zijn van de vereniging en ook niet meer vrij werkzaam zijn als kunstenaar. Vijftien Joodse kunstenaars werden uit de vereniging gezet of zegden hun lidmaatschap op. De meeste van hen werden, in de daarop volgende jaren, naar kampen gedeporteerd en vermoord.
De In Memoriam Tentoonstelling in 1947
In 1947 organiseerde Arti et Amicitiae de tentoonstelling In Memoriam. Deze tentoonstelling toonde het werk van Maria Boas-Zélander, Max van Dam, Marianne Franken, Johan Gabriëlse, Salomon Garf, Hendrika van Gelder, Felix Hess, Baruch Lopes de Leão Laguna, Louis van der Noordaa, Marinus van Raalte en Mommie Schwarz. In de catalogus lezen we dat het een eerbetoon betrof “aan die leden onzer Maatschappij, die gedurende den j.l. wereldoorlog in Duitsche of Japansche handen op zoo jammerlijke wijze het leven lieten.” Geen woord over de eigen rol van Arti tijdens de oorlogsjaren. Toch moet het toenmalige team tentoonstellingsmakers tijdens de voorbereidingen al hebben gemerkt dat de tentoonstelling slecht zou gaan vallen. De aanvankelijke weigering van de directeur van het Stedelijk Museum, Willem Sandberg, om een schilderij van Marinus van Raalte aan Arti in bruikleen te geven en de robuuste weigering van de weduwen van Gerrit van der Veen en Mozes Cohen om mee te werken aan deze tentoonstelling, moeten een voorbode zijn geweest.
De pers was vrijwel unaniem in diens afkeuring en nam de tentoonstelling In Memoriam als aanleiding om “duidelijk te maken dat Arti fout had gezeten.”3 Met krantenkoppen als: Onbescheiden gesol, Het lid op de neus van Arti, Late smart, en Te laat beschreven journalisten hoe Arti het eigen wangedrag in de oorlog bagatelliseerde en geen blijk gaf van enige vorm van schuldbesef of gewetenswroeging. De opvatting was dat het onkies was van het bestuur van Arti om “een tentoonstelling van het werk harer tijdens de bezetting omgekomen leden te lanceren,”4 omdat Arti tijdens de oorlogsjaren “niet bepaald onberispelijk” was geweest.5 De vereniging had: “den goeden smaak moeten hebben géén In Memoriam-tentoonstelling in te richten voor hare leden, die ‘tijdens den oorlog’ zijn omgekomen. Zij is daartoe te veel onder diverse Duitsche jukken doorgegaan, natuurlijk ‘om erger te voorkomen’, zoals dat heette, maar ondertusschen talloozen ergerend en hinderend.”6 “Immers, wat deed Arti, legaal of illegaal, om haar bedreigde Joodse leden bij te staan? Minder dan niets: de oude dame berustte waardig in deze ‘onvermijdelijke maatregel’ en slierde haar sleepjapon verder door de kronkelige paden van het kunstleven van geknecht Nederland.”7
Ook hierop volgden geen tekenen van inkeer of zelfreflectie. De vereniging toonde zich in de jaren na de oorlog vooral zeer verongelijkt over de vaak felle kritiek. Er werd besloten om niet meer te adverteren in het Parool “gezien de hoogst onsympathieke houding van dit blad.”8 In de vergadering van 11 mei 1945 werd gewaarschuwd dat er wel veel lof zou zijn voor de leden van het ondergronds verzet, maar dat “zij die uitstekende en prachtige Nederlandsche instellingen hebben weten te bewaren voor ondergang of annexatie” misschien niet zo zouden worden gewaardeerd.9
Nadat Koningin Wilhelmina in oktober 1946 had laten weten dat zij niet langer beschermvrouwe wilde zijn van Arti et Amicitiae, reageerden Artileden wederom verontwaardigd. Toen Thérèse Schwartze’s portret van de koningin na de oorlog door het bestuur werd teruggehangen in de sociëteit, kwamen er zoveel leden in opstand dat besloten werd het portret weer van de muur te halen.10 “Wij zijn wel voor verzoening,” sprak een lid “maar het moet niet van onze kant komen.”11
Aandacht voor Arti’s oorlogsverleden
Er zijn in het verleden meerdere tentoonstellingen en presentaties georganiseerd over het oorlogsverleden van Arti et Amicitiae. Recent nog, in september 2019, vond de presentatie van Artilid Hans Kuiper plaats in de sociëteit met tekeningen en een voorstel om een gedenkplaat te maken voor de Joodse leden die in de oorlog uit de vereniging zijn gezet. Vijf jaar daarvoor, in 2014, organiseerde cultuurhistoricus Claartje Wesselink samen met achttien studenten twee tentoonstellingen over kunstenaars ten tijde van de Duitse bezetting in Nederland. In de tentoonstelling getiteld Arti in oorlogstijd met veel archief- en documentatiemateriaal, waren werken van Marianne Franken en van NSB‘er en Artilid Ed Gerdes in een ruimte samengebracht. En in 2008 toonde curator Bonne Ten Kate het werk van Joodse voormalige Artileden eveneens in dezelfde ruimte met het werk van Gerdes. In haar boek Kunstenaars van de Kultuurkamer schrijft Claartje Wesselink dat Ten Kate met zijn tentoonstelling het oorlogsverleden terugbracht in het actieve geheugen van de vereniging. Het zijn stuk voor stuk pogingen om het oorlogsverleden onderdeel te maken van het geheugen van Arti et Amicitiae.
Ruim tachtig jaar na het uitsluiten van de Joodse kunstenaars, organiseerde Arti opnieuw een tentoonstelling over haar oorlogsverleden. U zult begrijpen dat … over de keuzes die gemaakt zijn door Arti et Amicitiae in en na de Tweede Wereldoorlog, over de consequenties ervan en over kunstenaars wier levens en artistieke ontwikkeling bruut zijn afgebroken. De tentoonstelling is een eerbetoon aan deze kunstenaars. De systematische vervolging en vernietiging trof ook veel van hun familieleden en vrienden, waardoor er een vacuüm ontstond rond hun werk en oeuvre, met zeer schaarse mogelijkheden om het toen met het nu te verbinden. De lege plekken in de tentoonstelling zijn daarom belangrijke monumenten van gemis. Ze onthullen dat de tentoonstelling In Memoriam in 1947 veel niet belichtte en dat er ook nu weer veel wordt gemist.
Fotografie: Maarten Nauw
Noten
1. Notulen 1896ste vergadering van stemhebbende leden, dinsdag 30 april 1946, inv. nr. 314, Archief Arti et Amicitiae, Amsterdam.
2. Brief aan de leden van Arti et Amicitiae, februari 1942, inv. nr. 356, Archief Arti et Amicitiae, Amsterdam.
3. Claartje Wesselink, Kunstenaars van de Kultuurkamer: Geschiedenis en herinnering (Amsterdam: Prometheus Bert Bakker, 2014), 243.
4. Krantenknipsel “Het lid op de neus van Arti” door Leo Braat, De Vrije Katheder, 18 januari 1947, inv. nr. 680, Archief Arti et Amicitiae, Amsterdam.
5. Krantenknipsel “Onbescheiden gesol,” door anoniem, Het Parool, 16 januari 1947, inv. nr. 680, Archief Arti et Amicitiae, Amsterdam.
6. Krantenknipsel “In memoriam-tentoonstelling” door Jan Engelman, De Tijd, 24 januari 1947, inv. nr. 680, Archief Arti et Amicitiae, Amsterdam.
7. Krantenknipsel “Het lid op de neus van Arti” door Leo Braat.
8. Notulen 1896ste vergadering van stemhebbende leden, dinsdag 11 juni 1946, inv. nr. 314, Archief Arti et Amicitiae, Amsterdam.
9. Notulen 1891ste vergadering van stemhebbende leden, vrijdag 11 mei 1945, inv. nr. 314, Archief Arti et Amicitiae, Amsterdam.
10. Wesselink, Kunstenaars van de Kultuurkamer, 244-45.
11. Notulen 1904ste vergadering van leden kunstenaars, vrijdag 7 maart 1947, inv. nr. 315, Archief Arti et Amicitiae, Amsterdam.
U zult begrijpen dat …
Concept en tentoonstellingsontwerp: Marieke van Diemen
Concept en onderzoek: Marjoca de Greef
Historisch onderzoek: Niki de Horde, Lucie van Hulst, Jante van der Naaten en Eliza van Walraven.
U zult begrijpen dat … De keuzes van Arti et Amicitiae in en na WO2 is tot stand gekomen in samenwerking met Amsterdam School for Heritage, Memory and Material Culture, Universiteit van Amsterdam en de bruikleengevers: Allard Pierson Museum, M.A. Biederman, Centraal Museum, Drents Museum, E.R. Groenteman-Biederman, Erven David Schulman, Erven Marianne Franken, Familie de Jong, Joods Museum, Joods Virtueel Museum, Dhr. L.C.F.A.J.S. de Leur, Museum Beelden aan Zee, Museum Het Oude Raadhuis, Dhr. J.L.M. van Neerven, NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, Uri Premselaar Kunstzaak, Singer Laren, Stichting Vrienden van de Schilder Martin Monnickendam, Vereniging Het Museum Winterswijk.
Het project is mede mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning van VFonds, Amsterdam Fonds voor de Kunst, Provincie Noord-Holland, Prins Bernhard Cultuurfonds en heel veel Artileden.
Afbeelding header: Detail van de handgeschreven brief van de secretaris van Arti et Amicitiae aan Martin Monnickendam, waarin wordt medegedeeld dat hij niet meer welkom is.
Archief Stichting Vrienden van de Schilder Martin Monnickendam