Deelnemende kunstenaars:
Philip Akkerman, Jan Andriesse, Chris Baaten, Geert Bartelink, Dick van Berkum, Margo van Berkum, Roland Berning, Cornel Bierens, Hans Broek, Noor van der Brugge, Pam Emmerik, Anne Feddema, Donnie Gerhardus, Marjanne Geurtsen, Dianne Hagen, Benoît Hermans, Sipke Huismans, Floor van Keulen, Ton Kraaijeveld, Ellen Krol, Narouz Moltzer, Marc Mulders, Ronald Ophuis, Stijn Peeters, Mike van der Pol, Gerard Polhuis, Marcel Reijerman, Charley Reijnders, Wouter van Riessen, Frédérique van Rijn, Alexander Schabracq, Harold Schouten, Joseph Semah, Sanjeev Shina, Margriet Smulders, Marianne Theunissen, Klaar Valkhoff, Casper Verborg, Emo Verkerk, Koen Vermeule, Siegfried Woldhek.
40 kunstenaars zien Van Gogh in de media
Het Parool, “Vincent van Gogh van Vlees en bloed” 15 september 2015
Schrijver: Kees Keyer. Klik hier voor de tekst Parool 15 sept
40 kunstenaars zien Van Gogh
Hoe actueel blijken de opvattingen van Vincent van Gogh?
Van Gogh schreef : alles alles is bezet door lui die alle geld onderscheppen.
Onderlinge discussies en levendige ontmoetingen in de sociëteit van Arti ter voorbereiding van de tentoonstelling ‘Mijn Collectie’ hebben een geweldig artistiek sneeuwbaleffect opgeleverd. Meer dan Van Gogh bij zijn bezoeken aan Arti ooit had kunnen vermoeden.
Vincent van Gogh: Ik droom mijn schilderij en daarna schilder ik mijn droom.
Cornel Bierens, beeldend kunstenaar en schrijver, hield begin 2015 op uitnodiging van Arti et Amicitiae een lezing over zijn fascinatie.
Hij heeft ruim vijfentwintig jaar geleden in Parijs een grote installatie gemaakt waarin bezoekers de slaapkamer van Vincent van Gogh konden betreden. Het was een overdonderd succes. Het werk van de kunstenaar heeft hij toen op een visuele manier ontrafeld en inzichtelijk gemaakt. De schuine lijnen, het eigenzinnige perspectief en onrealistische verhoudingen tussen de objecten zijn door Cornel Bierens blootgelegd.
Hij werkt momenteel aan een gewaagd en omvangrijk tentoonstellingsconcept over het werk van Van Gogh.
In het gedroomde tentoonstellingsconcept ‘Het Gele Huis’ zijn onder andere vijf levensgrote ruimtes bedacht waarin de kijker midden in een werk van Van Gogh staat.
De fascinatie van Cornel Bierens in het werk van Van Gogh gaat over het kijken en waarnemen van de kunstenaar. Hoe is de wereld die Van Gogh zag vastgelegd?
Voor Harald Schole, beeldend kunstenaar en curator, vormde het de aanleiding om hem uit te nodigen voor de tentoonstelling ‘Mijn Collectie’. Cornel Bierens en Harald Schole organiseerden twee bijeenkomsten om met kunstenaars over het werk van Vincent van Gogh van gedachten te wisselen. Voor Cornel Bierens geldt: Dromend over zijn collectie maakt hij de collectie. Harald Schole ziet dat de rijkdom en verscheidenheid van de kunst, die in de Collectie van Cornel aanwezig is, veel mensen kan aanmoedigen om van het verzamelen serieus werk te maken.
Een ander onderdeel van ‘Mijn Collectie’ zijn vijftig kijkdozen, waar kunstenaars in een schoenendoos hun verhouding tot hun illustere voorganger verbeelden. Deze tentoonstelling komt eind 2015 in MOTI, Breda.
De Collectie van Cornel Bierens is te zien tot en met vrijdag 30 oktober.
De tentoonstelling is voor leden gratis en voor niet-leden gecombineerd met een toegangskaartje voor de tentoonstellingszalen à € 3,– te bezoeken. Voor leden is de sociëteit open van maandag t/m vrijdag 10.00-24.00 en voor niet-leden dinsdag t/m vrijdag 12.00-18.00.
Meer informatie over Het Gele Huis: www.cornelbierens.nl
Afbeeldingen van de werken zijn beschikbaar.
VINCENT VAN GOGH IN ARTI
Hoe vaak Vincent van Gogh (1853-1890) in Arti et Amicitiae is geweest is niet bekend. Hij was geen lid. In zijn brieven heeft hij enkele keren over Arti geschreven.
Op 2 maart 1873 bekeek Vincent van Gogh in Arti de Nederlandse inzending voor de ‘Internationale Tentoonstelling te Wenen’.
Van Gogh was bevriend met George Hendrik Breitner (1857-1923), die in 1886 van Arti lid werd, zijn schilderij De Looiersgracht hangt nu te midden van de tentoonstelling van Cornel Bierens in de Sociëteit.
Uit de brieven van Vincent aan zijn broer Theo en zijn zus Willemien:
Ik ben Zondag voor 14 dagen naar Amsterdam geweest, om eene tentoonstelling te zien van de schilderijen die van hier naar Weenen gaan. Dat was zeer interessant & ik ben nieuwsgierig wat voor figuur de Hollanders te Weenen maken zullen.
den Haag, 17 maart 1873
Tegenwoordig ga ik nog al eens teekenen met Breitner, een jong schilder die in kennis is met Rochussen zooals ik met Mauve. Hij teekent heel handig en heel anders weer dan ik, en wij maken dikwijls zamen typen in de volksgaarkeuken of de wachtkamer &c. Hij komt nog al eens bij mij op ’t atelier om houtgravures te zien & ik bij hem ook. Hij heeft het atelier dat Apol vroeger had bij Siebenhaar.
Den Haag, maandag 13 februari 1882
We leven nu hier in een schilder wereld waar het onuitsprekelijk lam en ellendig is. De tentoonstellingen, de winkels voor schilderijen, alles alles is bezet door lui die alle geld onderscheppen. En ge moet niet denken dat dit een verbeelding van me is. Men geeft veel geld voor ’t werk als de schilder zelf dood is.
Ge spreekt er van “of ik iets ingezonden had op Arti” – zeker niet – alleen Theo heeft aan de Heer Tersteeg een bezending schilderijen van impressionisten gezonden en daar was er ook een van mij bij. Het heeft echter slechts uitgewerkt dat noch Tersteeg noch de artisten, naar Theo hoorde, er iets in gevonden hadden.
Dat is nu wel erg begrijpelijk want het is geregeld hetzelfde, men heeft van de impressionisten gehoord, men stelt er zich veel van voor en…. als men ze voor t’ eerst ziet is men bitter en bitter teleurgesteld en vindt het slordig, leelijk, slecht geschilderd, slecht geteekend, slecht van kleur, al wat miserabel is. Dat was mijn eigen eerste indruk ook toen ik met de idees van Mauve en Israels en andere knappe schilders in Parijs kwam. En als er te Parijs een tentoonstelling is enkel van impressionisten, geloof ik een massa bezoekers er bitter teleurgesteld en zelfs verontwaardigd van terugkomen, net op de zelfde manier als de brave Hollanders in der tijd gestemd waren als zij uit de kerk komende een oogenblik later een redenatie van Domela Nieuwenhuis of andere socialisten bijwoonden.
Arles, woensdag 20 juni 1888
40 kunstenaars zien Van Gogh – De collectie van Cornel Bierens
Arti et Amicitiae, Rokin 112, Amsterdam, 24/08 – 30/10 2015
Openingsspeech Cornel Bierens:
Bij de opening van de tentoonstelling De collectie van Cornel Bierens in Arti, 24.08.2015
Beste vrienden
Geweldig dat jullie er allemaal zijn. Zolang de kunst zelfs op maandagavond nog zulke volle zalen trekt is hoeven we niet te wanhopen. Ik leg even kort uit waar jullie nu precies zijn beland, want deze tentoonstelling heeft al een hele voorgeschiedenis. Het is begonnen met mijn plan om in Amsterdam een aan Vincent van Gogh gewijd huis op te richten. Het Gele Huis, zoals het gaat heten, zal Van Goghs werk tonen in driedimensionale uitvoering. Zijn schilderijen worden er nagebouwd als ruimtelijke installaties, waardoor bezoekers zich letterlijk en figuurlijk in zijn werk kunnen verplaatsen. Dat is niet alleen leuk, het is ook verhelderend. Want kijken naar een schilderij is één ding, een opengewerkte versie ervan betreden levert inzichten op die je langs andere wegen niet gauw zult verkrijgen. Natuurlijk is ons inzicht in Van Gogh al enorm, met dank aan de onvolprezen Vangoghologie, het domein van met name kunsthistorici. Maar Het Gele Huis wordt een huis van makers, die het net als Van Gogh niet minder van hun handen dan van hun ogen moeten hebben. Het zijn dan ook voornamelijk kunstenaars die ik heb gevraagd om Het Gele Huis met hun werk te verrijken. Het enthousiasme waarmee zij reageerden heeft mij volkomen verrast, ik had er geen idee van dat Van Gogh onder kunstenaars weer zo leeft. Het resultaat is dat we in dit Van Gogh-jaar, als opstapje naar Het Gele Huis, alvast twee tentoonstellingen kunnen laten zien. Aan het eind van het jaar is er in het MOTI te Breda een expositie met driedimensionale werken, dat wil zeggen installaties in miniatuur formaat, ook wel genoemd kijkdozen. En nu openen we dus hier in Arti deze tentoonstelling van tweedimensionale werken. En zoals dat dan gaat zijn de deelnemende kunstenaars bij binnenkomst natuurlijk onmiddellijk op zoek gegaan naar hun eigen werken. Waar hang ik? Hang ik wel op een goeie plek? Met mijn hand op mijn hart kan ik hier van ieder afzonderlijk werk verklaren dat het inderdaad op een goeie plek hangt, want dat het op alle andere plekken ook al een keer heeft gehangen, maar dat dit uiteindelijk toch de beste plek bleek. Iedereen hier aanwezig zal het opvallen hoe levendig en gezellig het hier is, iets wat je niet vaak kunt zeggen van de witte kubussen waarin exposities doorgaans plaatsvinden. In musea en galeries krijgen kunstwerken in de regel een zorgvuldig afgebakende eigen plaats, met een niemandsland van witte muur om zich heen. Een kunstwerk is daar vóór alles een individu, met een gepaste afstand tot z’n buren. Hier daarentegen is het een en al interactie wat de klok slaat, precies zoals het hoort in een sociëteit, een ruimte, het woord zegt het zelf al, die bestaat bij gratie van het sociale. Dat past ook mooi bij de opvatting van Van Gogh, die vond dat zijn oeuvre in samenhang moest worden beschouwd, en niet als een optelling van individuele werken. Neem zijn portretten. Hij wist dat ze onderling enorm verschilden, en schilderde ook heel bewust steeds opnieuw een andere kant van zijn persoonlijkheid. Toch geloofde hij dat zijn portretten een eenheid vormden en samen een man uit één stuk toonden. Op soortgelijke wijze laten de 40 kunstenaars die hier exposeren met hun 68 werken evenzovele kanten van Van Gogh zien, en tegelijk draaien al die werken als manen om de zwaartekracht van zijn robuuste oeuvre. Om die mooie spanning recht te doen is deze tentoonstelling samengesteld als een compositie, die in al haar variaties en registers toch een klinkende eenheid vormt. Een constellatie zoals je die in onze tijd niet veel meer ziet, en dan doel ik op de samenhang van alle elementen: de werken zelf, de clusters die ze vormen én de bijzondere ruimte waarin ze functioneren. Een ruimte die nog hetzelfde is als honderd jaar geleden, toen de witte kubus nog niet bestond. Ik denk dat we het over één ding eens kunnen zijn: dat de werken zoals ze hier hangen niet alleen leven maar ook met elkaar leven, dat ze een drukke uitwisseling hebben op vele vlakken, ja dat ze met hun 68en een sociëteit in een sociëteit vormen. De eersten die ik voor zoveel vitaliteit moet bedanken zijn de kunstenaars, zonder wier grootse en genereuze bijdragen we hier niet hadden gestaan. Daarnaast dank ik natuurlijk Arti voor het beschikbaar stellen van deze prachtlocatie, die niet beter had gekund, zeker nu we weten dat onze grote held hier zelf ook al over de vloer kwam. Ik dank met name Harald Schole, mijn sparringpartner, zonder wie ik de tentoonstelling in deze vorm nooit voor elkaar had gekregen. En ik dank bovenal Van Gogh, die immers de grote aanstichter is geweest van dit alles, ook al is hij al 125 jaar dood. Hem kan ik niet beter eren dan met de woorden van één van ons, een kunstenaar die tot onze grote droefheid sinds begin vorige maand ook al dood is. Pam Emmerik heeft haar dankwoord aan hem geschreven in de tekening die ze ons vlak voor haar dood toezegde. Ik lees het even voor: ‘Lieve lieve Vincent, laat mijn bericht aan jou hier kort maar krachtig zijn! Ik dank jou uit het diepst van m’n hart dat jij de wereld hebt laten zien dat kunstenaars óók verward doch meesterlijk kunnen zijn! Na mijn coma heb jij namelijk als een waar schild voor mij met m’n afasie gediend. Diepe diepe dank daarvoor!’ Door de ziel snijdende woorden, die ook door Van Gogh zelf in zijn graf zijn gehoord, getuige het antwoord dat hij aan Pam heeft doorgeseind: ‘Dat vind ik zelf ook vetercool, Pam!’ Of Van Gogh alle werken die hier hangen even vetercool vindt zullen we nooit weten, maar dat hij voor alle kunstenaars die aan deze tentoonstelling meedoen van tijd tot tijd als schild dient, dat staat als een paal boven water.
Genoeg vrienden, de hoogste tijd voor de absint!
© Cornel Bierens, Amsterdam