Verslag Symposium: Hoe kunst en filosofie werken
Een jaar geleden raakte filosofiedocent Arthur d’ Ansembourg op een feestje aan de praat met Kees Vuyk van het Nederlands Genootschap voor Esthetica. Het gesprek viel al gauw op het pas verschenen boek Hoe kunst en filosofie werken. Het verscheen onder de redactie van Sybrandt van Keulen bij uitgeverij Boom te Amsterdam.
In het gesprek werd duidelijk dat het een verrijkend inzicht biedt in de stand van zaken van de hedendaagse filosofie van de kunst. Het plan voor een symposium rondom de relatie kunst en filosofie was geboren. Zo gezegd zo gedaan. Zes kunstenaars en filosofen hielden in Arti et Amicitiae op 23 oktober 2015 hun intellectuele vertogen, ze verleidden, schertsten en redetwistten er op het snijvlak van kunst en filosofie.
1 Sybrandt van Keulen: Hoe kunst en filosofie werken
Sybrandt van Keulen was een beetje overdonderd toen Arthur d’Ansembourg hem benaderde met het voorstel voor een symposium naar aanleiding van het boek Hoe kunst en filosofie werken. “Oké, dit kan een boek dus doen”, dacht hij. Hij ziet het als een nieuwe standaard over de relatie kunst en filosofie. En er kunnen nog wel honderd boeken over dit onderwerp geschreven worden. Doel is kunstenaars, kunstliefhebbers en filosofen te prikkelen om verder na te denken over de werking van kunst.
Want wat doen kunst en filosofie? Hoe werken ze? Het woord werk zegt het al. Opus, werk, werken, werking. Zeker is dat een goed kunstwerk effect sorteert. Dat kan een lustgevoel zijn (Kant), een affect (Deleuze) of een shock (Walter Benjamin). Kunst gaat over invloed en zeggingskracht. Hieraan ten grondslag liggen wetten die mettertijd door de kunst en de filosofie herschreven zijn. De kunst richtte zich ten tijde van Plato naar de filosofie. Tijdens de Verlichting werden beide disciplines min of meer autonoom om later tot aan vandaag de dag steeds meer verknoopt te raken.
Het doel van de mens is volgens Kant vrijheid te verwerkelijken. Vrijheid in de zin van autonomie, zelf-wetgeving. Goede kunst draagt dit streven naar vrijheid in zich. In het verlengde hiervan ligt de beroemde uitspraak van Shelley dat dichters de miskende wetgevers van de wereld zijn. Ruimer bezien, geldt het voor kunstenaars in het algemeen.
Met Foucault gesproken kan kunst de alledaagse werkelijkheid transformeren. Daarvoor is de rede alleen niet genoeg. De kunstenaar is ook een zinnelijk dier. Scheppende arbeid vraagt om werken aan je zelf, aan het opzoeken van grenzen, deze te overschrijden. Kunst bezit alleen dan het vermogen om nieuwe velden, nieuwe werelden te openen (Baudelaire), iets te verwekken uit vrijheid (Kant), iets te willen veranderen, omverwerpen of ontwrichten. Ze doet dit vanuit een rechtsgevoel, een bepaalde eigenwijsheid. Kunst biedt veeleer een instrumentarium voor kritische receptie. In dit spelend effect tussen rede en intuïtie kunnen kunst en filosofie elkaar raken.
2 Petra Noordkamp: Over de geleefde ruimte
Petra maakt foto’s en films waarin moderne architectuur een wezenlijke rol speelt. In haar foto’s en films vloeien innerlijke en uiterlijke ruimte in elkaar over. Ze is altijd benieuwd naar hoe ervaringen, dromen en herinneringen je anders naar iets kunnen laten kijken.
Als ze ’s avonds laat de sleutel in het slot van haar woning op een hofje steekt, is ze vaak bang dat ze van achteren wordt aangevallen. Dit gebeurt waarschijnlijk nooit. Toch roepen plek, tijdstip en associatief vermogen reële angstgevoelens op die voor iedereen herkenbaar zijn.
Ze doelt hiermee op de invloed van films en andere media. Door dingen te weten of eerder te hebben gezien (in een film), verandert je blik. Het dorp Gibellina op Sicilië dat door een aardbeving in 1968 werd verwoest en later is herbouwd op 20 kilometer afstand van de ruine, is wat dit aangaat een goed voorbeeld. De kerk La Chiesa Madre bestaat voor haar niet zomaar uit een witte bol en een vierkant. Voorkennis over de architect Quaroni, – hij is de vader van haar ex die zijn moeder vermoordde – roept bij haar nieuwe beelden op. Zo ziet ze in de bolvormige koepel van de kerk waarop zich strepen door de regen aftekenen, een dooraderd been van een oudere vrouw. Deze beelden leidden onder andere tot haar film La Madre, il Figlio en l’Architetto.
De verlatenheid van het nieuwe Gibellina, de vervreemding en de beklemming die van deze in de jaren tachtig gebouwde stad uitgaat, deed haar erg denken aan de schilderijen van Giorgio di Chirico en opnames van de wijk EUR uit de film L’Eclisse van Michelangelo Antonioni. Hierover maakte ze de film Arcadia.
Van het Guggenheim Museum in New York kreeg ze vorig jaar de opdracht een film te maken over het oude Gibellina. Kunstenaar Alberto Burri maakte van het verwoeste dorp een labyrintisch landartwerk. Burri veegde het puin bijeen tot blokken van 20 bij 1,5 meter, overgoot de platgewalste ruïnes met cement en trok er grillige gangen doorheen. Haar trof de vooral stilte.
Petra verwerkt vaak persoonlijke ervaringen in haar films. En de door haar zo gecreëerde, geïntensiveerde werkelijkheid wordt op deze manier voedingsbodem voor weer nieuwe associaties, verhalen en beelden van haarzelf en van anderen.
3 Benoît Hermans: Over de materialiteit van de kleur
Benoît Hermans is in zijn fotomontages en collages op zoek naar het oorspronkelijke karakter van kleur en materiaal. De fotografie doet het materiële juist teniet. Foto’s nivelleren het karakter van kleur. Hij legt dit uit aan de hand van de theorie van Newton en Merleau-Ponty.
Newton laat een bundel wit licht door een prisma vallen waarna een regenboog effect ontstaat van zeven kleuren. Zijn conclusie luidt dat wit hetzelfde is als de zeven kleuren. Voor hem zijn wit en kleur inwisselbaar. Het werk van pointillist Signac zou je de uitvoering van het denken van Newton kunnen noemen. Het gaat bij hem om kleur als object niet om de materialiteit van kleur.
Merleau-Ponty vindt dat we de wetenschap moeten negeren, omdat het ons verwijdert van wat kleur in wezen is. Kleur is niets anders dan de inwendige structuur van het ding die zich aan ons openbaart. Bijvoorbeeld het harde van ijzer, de warmte van hout. Kleur staat niet op zichzelf. Pas door onze omgang met materiaal ontdek je het. Waar Newton het oog isoleert, neemt bij Merleau-Ponty met hele lichaam waar.
Benoît wil in zijn werk beide theorieën radicaal confronteren. Op zoek naar een oerervaring van materiaal – zoals een kind dat voor het eerst zijn voeten in het gras zet -, grijpt hij in de materie in. Hij laat foto’s weken, schraapt er een deel van weg en plakt op de lege plek materiaal van een andere orde, bijvoorbeeld gekleurd plexiglas of de vacht van een everzwijn. Hiermee wordt de kleurillusie die door de fotografie wordt gewekt, versterkt of door het contrast met het fotografische werkelijkheid juist ontkracht.
4 Mortiz Ebinger: Filo(u)Sofie
In het woord Filousophie staat Filou voor het mannelijke, de schlemiel, de deugniet, de verleider, charmeur. Sofie voor de wijsheid, het verstand van de slimme geëmancipeerde vrouw. Eigenlijk gaat het over de man die achter de vrouw aanzit. Is Moritz misschien zelf de onweerstaanbare Filou? Het heeft er alle schijn van als hij met een kreet en een sprong in de lucht de aftrap geeft voor zijn afrodisiërende lezing.
Maar er is meer. Moritz wil de aandacht vestigen opkomende evenementen waar hij deel van uitmaakt: de Museumnacht, radiomaken in Arti et Amicitiae, een expositie in sociëteit De Kring. En hij wil het aanhoren van zoveel woorden van jeu voorzien. Want zeg nou eerlijk. De manier waarop lezingen doorgaans worden gehouden is “uitermate saai”.
Belangijker nog, zijn woorden zijn een vurig pleidooi voor de romantische kunstenaarsopvatting. Goede kunstenaars verlenen volgens hem asiel aan liefde. “Een kunstenaar is altijd verliefd. Ieder waardevol kunstwerk is een goed liefdesavontuur. Goede kunstenaars hebben een sensuele uitstraling. Droevig, maar waar.
In het verlengde hiervan ligt de verdoemde aantrekkelijkheid van macht. Mensen vallen voor kunst die lijkt op macht en geld.” Het is aan de kunstenaars om dit te voorkomen. Terwijl hij plaatjes van zijn werken vertoont van ingenieus in elkaar gemonteerde poëtische sculpturen en schilderijen die in goudvernis zijn gedompeld, vertelt Moritz over de missie van de kunstenaar. Een kunstenaar moet fragiele sculpturen in de storm maken. Het onmogelijke doen.
Terwijl hij een fles champagne open trekt en glazen volschenkt die hij hier en daar uitdeelt onthult hij wat voor rol hij Artileden en aan alle kunstliefhebbers toebedeelt. Een vlammende oproep tot meer avontuur, intensiever ruiken, proeven, kijken en waarnemen. En meer kunst en boeken kopen natuurlijk. Op de vraag of hij zelf die onweerstaanbare Filou is? “Ik zou het graag willen zijn. We zijn het hier allemaal. Maar de ware Filou geeft nooit toe dat hij er een is.”
5 Murat Aydemir: Zelfreflectie bij Bacon en Lacan
Het schilderij van George Bacon, getiteld Portrait of George Dyer in a mirror roept nogal wat vragen op. Je ziet een man op een stoel zitten, met in zijn hand een sigaret. Hij lekt uit zijn pak. Rook hangt zwaar naar beneden. Naast hem zie je een portret op een scherm, of is het een spiegel? Is de zittende man de poserende Dyer, die ook op het portret te zien is?
Je zou het door de titel van het schilderij wel verwachten. Maar de man op stoel lijkt niet op het portret naast hem. Wie zijn deze mensen dan wel? Mogelijk is de zittende man Bacon die zich over het portret buigt. Het halfweggedraaide gezicht van het model wijst mogelijk nog op een soort samenvallen van model en schilder.
Om het doek te duiden, past Murat de theorie van het spiegelstadium van Jaques Lacan toe. Volgens Lacan verkeert het individu in een imaginaire en symbolische dimensie. De imaginaire dimensie is spontane zelfherkenning in geliefden, in mode, eten, design, kunst of in de spiegel. ‘Dat ben ik.’ De symbolische dimensie is een formele identificatie. Je bent a of b, man of vrouw, getrouwd of niet, een uitgeholde individualiteit gereduceerd tot vinkjes op een formulier. Niet: ‘dat ben ik’ maar ‘ik ben …’ Soms vallen die twee samen en lukt om jezelf als geheel te ervaren. Maar meestal overheerst de gespletenheid, de mismatch tussen beide. Door de extreme instrumentalisering van de identiteit moeten we – lastig maar waar – leren leven met dat we niet onszelf kunnen zijn.
Wat heeft dit met het doek van Bacon van doen? Bacon radicaliseert en vult Lacan aan. Lacans spiegel uit de imaginaire dimensie geeft de suggestie van heelheid, de schijn van stabiliteit. De spiegel van Bacan doorbreekt die schijn meteen. Hij misvormt, is een negatie van de imaginaire identiteit. Ze toont een lichaam in proces van wording of diswording. Lichaam wordt beeld, beeld wordt lichaam. Het smelten, lekken, de rare verdraaiing van het gezicht van de zittende man, de witte klodders, het zijn materiële sporen. Sporen die verwijzen naar de schilder, naar impasto, vlees, textuur, naar de mogelijke frustratie van de maker.
Wat zou Lacan van het verband gevonden hebben? Lacan was volgens Murat een vervelend sujet. “Hij had geen systeem. Hij was een charlatan, een filousoof, een idioot. Maar ook een genie. En als hij hier de lezing had bijgewoond, zou hij hebben gezegd dat het allemaal niet waar is. Hij zou wiskundige symbolen op het bord hebben getekend en een beetje hebben zitten neuriën.”
6 Jan Bor: Bio-bibliografisch reisje
Jan Bor was een betaklantje. Hij kwam uit een kunstzinnig milieu. Zijn vader musiceerde. Na vele museumbezoeken leerde hij een scala aan kunstenaars kennen, onder andere Tingueli, De Chirico, Willink, De Haan en Brands. Voorts kwam hij via een baantje bij meditatiecentrum De Kosmos bij de studie filosofie terecht. Deze rondde hij af met een proefschrift over Bergson.
Na al dat lezen, – hij las Kant, Heidegger, Hegel, Deleuze, – bleef hij met een belangrijke vraag zitten. Die vraag luidde: Wie ben ik? Het leidde hem naar Japan waar hij in een klooster een jarenlange zenboeddhistische training volgde: “een soort vrijwillige militaire dienst.” Zen leerde hem buiten het denken te treden en zijn hart te laten spreken.
Ervaringen die hij met zen in Japan en later in Londen op had gedaan, vielen op hun plek toen hij in het MoMA in New York voor het schilderij Victory Boogie Woogie van Mondriaan kwam te staan. En daar gebeurde het. “Tranen sprongen me in de ogen. Daar zag ik het geheim van de materie.”
Het schilderij zit vol contrasten qua kleur, maar ook vol trillingen, dans, ritmiek, beweging. Mondriaan wil dualisme van het geestelijke en de materie verbinden. Hier op dit moment werd hem iets duidelijk wat hij al in het Taoïsme was tegen gekomen. Kijken is belangrijker dan weten. Echt belangrijke dingen, zoals waar goede kunst over gaat, kun je niet verwoorden. Inmiddels vindt Jan Bor Lacan veel te moeilijk, Deleuze verschrikkelijk en haat hij Hegel. “Dat soort dingen moet je lezen als je heel jong bent. Zo helder als Mondriaan het schildert zo moet je het zeggen.”
verslag: Debby Beukelman-Spruyt
Over de sprekers:
Sybrandt van Keulen (1955) doceert filosofie van de kunst aan de Universiteit van Amsterdam en Leiden, KABK den Haag en de Jan van Eyck Academie. In 2014 verscheen onder zijn redactie Hoe kunst en filosofie werken bij Boom. Info: sybrandt.van.keulen@gmail.com
Petra Noordkamp (1967) Haar fotografische werk werd gepubliceerd in Nederlandse en internationale tijdschriften en nieuwsbladen. In 2014 maakte ze voor het Guggenheim Museum in New York een korte film voor het retrospectief van Alberto Burri. Info: www.petranoordkamp.nl
Benoît Hermans (1963) deed na zijn opleiding aan de Jan van Eyck Academie een studie kunsttheorie. Van hem verscheen: Het primaat van de kunst (1994). Hij exposeert in binnen- en buitenland en zijn werk is opgenomen in collecties van musea. Info: www.benoithermans.nl
Moritz Ebinger (1961) volgde zijn opleiding aan de Rijksacademie te Amsterdam en Royal College of Art te London. Hij maakt o.a. tekeningen en installaties. Hij is werkzaam als curator en initieert samenwerkingsprojecten zoals Artistiek Boutique in 2014 op Aruba. Info: www.moritzebinger-artprize.nl
Murat Aydemir (1969) is universitair hoofddocent literatuurwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is auteur van Images of Bliss. Ejaculation, Masculinity, Meaning ( 2007). Tevens is hij samensteller van Indiscretions. At the intersection of Queer and Postcolonial Theory (2011). Info: www.uva.nl/over-de-uva/organisatie/medewerkers
Jan Bor (1946) studeerde filosofie aan de UvA en vertrok in 1975 naar Japan om er het zenboeddhisme onder leiding van Kobori Roshi te praktiseren. Hij promoveerde op een proefschrift over Henri Bergson. In 2015 verscheen van hem een boeiende publicatie: Mondriaan Filosoof. Info: www.janbor.nl
Symposium: Hoe kunst en filosofie werken
Vrijdag 23 oktober 2015 van 13.00 uur tot 17.15 uur
Arti et Amicitiae i.s.m. Nederlands Genootschap voor Esthetica (NGE)
DIT SYMPOSIUM IS VOLGERESERVEERD; U KUNT ZICH HIERVOOR NIET MEER AANMELDEN. NOTABENE: UW RESERVERINGSBEVESTIGING IS UW TOEGANGSBEWIJS, GRAAG DEZE TONEN BIJ DE ONTVANGSTBALIE
Sprekers:
Sybrandt van Keulen, Moritz Ebinger, Benoît Hermans,
Petra Noordkamp, Murat Aydemir en Jan Bor
Er was een tijdperk waarin kunst en filosofie tegenover elkaar stonden. De kunst was het domein van de vrije associatie en het gevoel en in de filosofie draaide alles om methodische en logische argumentatie. Het is een onderscheiding die in onze tijd volstrekt achterhaald is. Kunst en filosofie raken steeds meer met elkaar verweven.
De kunstenaar vindt het van belang om zijn inzichten te verwoorden en reflecteert op tal van fundamentele kwesties rondom de relatie van de mens met zichzelf, de wereld en de maatschappij waarin hij leeft. Tegelijk zien we dat de filosoof inziet dat de werkelijkheid te complex is om haar onder te brengen in een logisch kloppend systeem. Hij gaat op zoek naar manieren van denken die alles behalve systematisch en methodisch willen zijn en waarin de verbeelding, de associatie, de inval en het toeval een centrale rol gaan spelen.
Dat roept de vraag op “Hoe kunst en filosofie werken?”. Het is tevens de titel van een prachtig boek dat verscheen onder de redactie van Sybrandt van Keulen met bijdragen van filosofen en kunstenaars. Zij reflecteren op de vraag of filosofie zonder kunst kan en of kunst zonder filosofie kan. Tijdens dit symposium hoort u van kunstenaars hoe filosofie en reflectie een rol speelt in hun werk. Van filosofen hoort u of en hoe zij in hun denkproces ruimte willen geven aan de artistieke intuïtie. Hoewel er een beroemde filosoof was die meende dat denkers en dichters op gescheiden bergtoppen leven, blijft het de vraag of zij op gezette tijden kunnen afdalen naar het dal om met elkaar in gesprek te gaan.
Programma
13.00 – 13.05 uur: Welkom Edu Braat namens Arti
13.05 – 13.15 uur: Introductie Arthur d’ Ansembourg namens NGE
13.15 – 13.45 uur: Sybrandt van Keulen
15.15 – 15.45 uur: Petra Noordkamp
13.45 – 14.15 uur: Moritz Ebinger
15.45 – 16.15 uur: Murat Aydemir
14.15 – 14.45 uur: Benoît Hermans
16.15 – 16.45 uur: Jan Bor
14.45 – 15.15 uur: Pauze
16.45 – 17.15 uur: Rondetafelgesprek
Plaats: Arti en Amicitiae, Rokin 112, 1012 LB Amsterdam
Deelname: Gratis voor leden en niet-leden
Aanmelding voor ma. 19 oktober: adrienne@arti.nl of 020 – 6245134
Info publicatie “Hoe kunst en filosofie werken”:
www.boomfilosofie.nl/actueel/artikelen/magazine_artikel/60/Hoe-kunst-en-filosofie-werken
Sprekers Symposium “Hoe kunst en filosofie werken”:
Sybrandt van Keulen (1955) doceert sinds 1998 esthetica, metafysica en filosofie van de kunst aan de Universiteit van Amsterdam. Tevens is hij als supervisor verbonden aan PhdArts (Universiteit Leiden en KABK te den Haag) en was hij werkzaam als docent filosofie aan de Jan van Eyck Academie. In 2004 promoveerde hij aan de Universiteit van Amsterdam op het proefschrift Kosmopolitieken van Kant, Lévi-Strauss en Derrida. Deconstructies van het filosofische en antropologische kosmopolitisme. In 2014 verscheen onder zijn redactie Hoe kunst en filosofie werken bij Boom, Amsterdam. Info: sybrandt.van.keulen@gmail.com
Moritz Ebinger (1961) is van origine Zwitsers en werkt al vele jaren als beeldend kunstenaar in Nederland. Hij volgde zijn opleiding aan de Rijksacademie voor beeldende kunsten te Amsterdam en Royal Collage of Art te London. Hij maakt tekeningen, sculpturen, installaties en radioprogramma’s. Tevens is hij werkzaam als curator en initieert hij samenwerkingsprojecten waaronder Artistiek Boutique in 2014 op Aruba. In 2006 verscheen van hem Woud zonder genade; een boek, magazine en tekeningen. Info: www.moritzebinger-artprize.nl
Benoît Hermans (1963) volgde zijn opleiding tot beeldend kunstenaar aan de Jan van Eyck Academie en deed aldaar ook een studie kunsttheorie. Hij sloot zijn studie af met de publicatie van het boek: Het primaat van de kunst (1994). Hij exposeert regelmatig in binnen- en buitenland en zijn werk is opgenomen in diverse collecties van musea: Stedelijk Museum Amsterdam, Gemeentemuseum den Haag, Museum het Valkhof te Nijmegen en Bonnefantenmuseum te Maastricht. Info: www.benoithermans.nl
Petra Noordkamp (1967) beweegt met haar werk tussen fotografie en film. Ze onderzoekt de invloed van ervaringen, herinneringen, films en dromen op de waarneming van architectuur en de urbane omgeving. Ze deed de opleiding fotografie aan de Gerrit Rietveld Academy te Amsterdam. Haar werk werd gepubliceerd in verschillende Nederlandse en internationale tijdschriften en nieuwsbladen zoals: San Rocco Magazine, Club Donny, The Purple Journal, Volkskrant Magazine, NRC Handelsblad and Avenue. In 2012 maakte zij haar eerste korte film The Mother, the Son and the Architect. Deze film werd getoond tijdens een tentoonstelling van haar werk in het fotomuseum Foam te Amsterdam en was tevens te zien op verschillende Nederlandse en internationale film festivals en tentoonstellingen . In 2014 maakte ze voor het Guggenheim Museum in New York een korte film over Il Grande Cretto di Gibellina, een landart kunstwerk van Alberto Burri, dat in NY zal worden getoond tijdens het retrospectief van Burri in de herfst van 2015. Info: www.petranoordkamp.nl
Murat Aydemir is universitair hoofddocent literatuurwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is auteur van Images of Bliss. Ejaculation, Masculinity, Meaning (University of Minnesota Press, 2007). Tevens is hij samensteller van Migratory Settings (Rodopi 2008) en Indiscretions. At the intersection of Queer and Postcolonial Theory (Rodopi 2011). Info: www.uva.nl/over-de-uva/organisatie/medewerkers/content/a/y/m.aydemir/m.aydemir.html
Jan Bor (1946) groeide op in een bekend artistiek gezin en bezocht als kind het Stedelijk Museum Amsterdam onder de bezielende begeleiding van Willem Sandberg en Eddy de Wilde. Na zijn studie filosofie aan de Universiteit van Amsterdam vertrok hij in 1975 naar Japan om er het zenboeddhisme onder leiding van Kobori Roshi te praktiseren. Hij promoveerde op een proefschrift over Henri Bergson. In 1995 verscheen van hem De verbeelding van het denken. Geïllustreerde geschiedenis van de westerse en oosterse filosofie (samen met Errit Petersma en Jelle Kingma). Hij was gastdocent o.a. aan de Rijksacademie voor beeldende kunsten, de Gerrit Rietveld Academie te Amsterdam en de Universiteit Maastricht. In 2015 verscheen van hem een boeiende publicatie: Mondriaan Filosoof. Info: www.janbor.nl